Luisteren naar leerlingen spannend en inspannend

Kinderen brengen veel tijd door op school, zij zijn dus goede organisatie-adviseurs. Wil je weten wat hen beweegt? Vraag het hen dan! Onder dat motto werd vorig schooljaar op de Spoorzoeker de training ‘Luisteren naar leerlingen’ gevolgd door enkele leerkrachten, de intern begeleider/adjunct en een medewerker van Weer Samen Naar School. Er zijn individuele en groepsgesprekken gevoerd met tientallen kinderen van 4 tot en met 8 jaar. Een impressie.

De training bestaat uit 4 dagdelen, verspreid over 4 maanden. Het ‘huiswerk’ bestaat uit drie interviews met (groepen) kinderen en het zoeken naar momenten in het dagelijks werk om een vraaggesprekje te voeren. De interviews worden opgenomen en door WESP deels woordelijk uitgetypt. De interviewers leren zelf hun eigen luisterhouding analyseren. Dat werkt, want aan het eind gebruiken ze gemiddeld 25% minder gesloten en suggestieve vragen en stellen ze maar liefst 600% meer open en doorvraag-vragen. Ook leren ze de inhoud te vertalen naar concrete handelingen en beleid.

Beleving centraal

Scholen kunnen naar keuze gespreksthema’s vaststellen, als de mening en beleving van de kinderen zelf maar centraal staat. De opdracht is zoveel mogelijk door te vragen binnen hun belevingswereld. Een greep uit de gespreksthema’s op de Spoorzoeker. De klas: wat is je lievelingsplekje en hoe komt dat, wat zou je veranderen als je kon toveren? De leerkrachten: wat is volgens jou nou een goede juf of meester? Het lesaanbod: wat doe je graag, wie helpt je, waar is zelfstandig werken voor en wat vind je daarvan? Wat vind je van je klasgenoten? En algemeen: hoe voel je je thuis en op school, hoe komt dat, wat is er nodig om je prettig te voelen?

Luisterhouding

In de training gaat het om twee hoofdzaken: verbetering van de luisterhouding van leerkrachten en kwaliteitsverbetering van het schoolaanbod aan de hand van wat de kinderen verteld hebben. Deelnemer Inez Vessies: ‘Luisteren doet iedereen die met ouders en kinderen werkt. De theorie beheersen we allemaal. Maar luisteren zonder helpen, opvoeden of onderwijzen, is iets anders. Hoewel ik al 20 jaar werk als leerkracht, adjunct en intern begeleider, heb ik gemerkt hoe moeilijk het is om echt open te staan voor wat jonge kinderen te zeggen hebben.’ ‘Een kind van 4, 5 jaar vragen wat hij nou eigenlijk van je vindt, hoe je het als school anders of beter kan doen, dat vereist dat je radertjes anders gaan lopen.’ ‘Luisteren naar jonge kinderen is spannend en inspannend tegelijk.’ ‘Ik reageer nu veel meer op gevoelswoorden: leuk, moeilijk. Ga er niet meer vanuit dat ik wel snap wat het kind daarmee bedoelt, maar vraag om een voorbeeld.’

Verrassend

Sommige uitkomsten zijn verrassend: een boos kijkend jongetje blijkt niet boos, maar verdrietig. Een collega merkt dat haar gezichtsuitdrukking door kinderen ten onrechte als boos wordt aangemerkt. Een jongen die door te wippen steeds valt en commotie veroorzaakt, stelt desgevraagd voor te verhuizen naar de achtermuur. ‘Normaal zou ik gereageerd hebben met: ja dag, dat willen jullie allemaal. Ik had hem juist dicht bij me gezet om hem te kunnen corrigeren. Nu vroeg ik door en hij zei: mijn benen doen altijd zo druk en als ik stil moet zitten dan word ik nòg drukker. Dus ik wil zo graag blijven wippen. Maar als ik nou tegen de muur aan zit, dan val ik niet om en dan heeft niemand er last van.’

Confronterend

‘Kinderen zijn ontzettend loyaal. Ze willen graag met je meedenken. Het leuke van de gesprekken is dat je ook te horen krijgt wat je wèl goed doet, dat ze de klas mooi vinden, graag samen dingen doen, genieten van voorlezen. Maar het kan confronterend zijn als je vindt dat je veel tegen het pesten doet en het blijkt nog erger dan je dacht. Dat een vijfjarig meisje zei: jullie doen niks! Ik zeg het wel maar jullie doen niks!’

Kwaliteit

De kwaliteit van het onderwijs wordt, onder meer door de Inspectie, op een aantal niveau’s beoordeeld: de kwaliteit van de medewerkers, de organisatie en het primair proces oftewel het lesaanbod. In open gesprekken blijken kinderen, ook zonder dat er expliciet naar gevraagd wordt, op alle niveau’s belangrijke informatie te kunnen geven. Hoogleraar Luc Stevens reageert: ‘De interviewverslagen treffen door de spanning die de kinderen ervaren tussen wat zij graag willen en denken te kunnen enerzijds en de conventies van het onderwijs waarin leraren gevangen zitten, niet zelden onbedoeld en ongewild. Deze spanning verwijst naar een pedagogische vraag: waar ligt het primaire criterium voor het handelen van de leraar of waaraan ontlenen wij de eerste standaard voor de kwaliteit van ons onderwijs? Het lijkt verstandig de academische discussie hierover terzijde te schuiven en de kinderen aan het woord te laten.’